HISTORIOGRAFIE LATIJN EXAMEN

Quiz Type

Multiple Choices
Multiple Choices

Quiz Level

Basic

Multiple Choices

HISTORIOGRAFIE Traditioneel laat men de geschiedschrijving in Europa beginnen met de Griekse schrijver Herodotus, die in de vijfde eeuw voor Christus de Historiae schreef. Het belangrijkste onderwerp is de geschiedenis van de conflicten tussen de Grieken en de Barbaren, waarmee hij verschillende volkeren uit het oosten en dan voornamelijk de Perzen bedoelt. Het hoogtepunt van deze conflicten waren de zogennaamde Perzische oorlogen. Herodotus maakt echter ook vele zijsprongen naar andere geschiedskundige en geografische onderwerpen en hij last ook heel wat anekdotes in. Ook voor Herodotus waren er al chronieken geschreven, chronologische verslagen van gebeurtenissen jaar na jaar, maar Herodotus was de eerste om een aantal principes te hanteren die in de latere geschiedschrijving essentieel zouden worden. Zo probeerde hij verbanden te zoeken tussen gebeurtenissen, zocht naar oorzaken, probeerde een onderscheid te maken tussen eerder wel en eerder niet betrouwbare bronnen en hij ging zelf op onderzoek uit. Hij heeft daarbij een groot gebied afgereisd. Al in de oudheid kreeg hij de bijnaam Vader van de geschiedschrijving. In het Latijn, Pater Historiae. De tweede grote Griekse geschiedschrijver was Thucydides, een tijdgenoot van Herodotus. Hij schreef over het slag over de Peloponnesische oorlog tussen Athene en Sparta, die hij zelf ook meemaakte. Meer dan Herodotus schreef hij strict onpartijdig, deed hij uitgebreid bronnenonderzoek, zocht hij naar dieperliggende oorzaken.( Hij was de eerste om een onderscheid te maken tussen de oorzaak en de aanleiding van de gebeurtenis.) Anders dan Herodotus deed hij ook geen enkel beroep op de goden om bepaalde gebeurtenissen te verklaren. Hij hechtte daarentegen veel belang aan de psychologie; De geschiedenis wordt gestuurd door het gedrag van individuele mensen, en dit gedrag wordt op zijn beurt veroorzaakt door drijfveren als angst en het naschrijven van eigen belang. Zoals op zoveel vlakken hebben de Romeinen ook het genre van de geschiedschrijving van de Grieken overgenomen en de eerste Romeinen die over het eigen Romeinse verleden schreven, deden dat in het Grieks. De eerste Romein die in het Latijn een geschiedskundig werk schreef, was Cato, de grote voorvechter van de mos maiorum en tegenstander van alles wat Grieks was. De schrijvers die als de grootste Romeinse geschiedschrijvers worden beschouwd, moeten allemaal gesitueerd worden in de eerste eeuw voor Christus en de eerste, slechts begin tweede eeuw na Christus. Caesar, Sallustius, Livius, Suetonius en Tacitus. Caesar was in de eerste plaats een van de belangrijkste politici uit de eerste eeuw voor Christus en voor ons van bijzondere betekenis omdat hij onze gebieden bij het Romeins Rijk heeft toegevoegd. Om deze redenen, en ook omdat zijn taal als het voorbeeld bij uitstek van klassiek Latijn wordt beschouwd, is Kajzar sinds de 16e eeuw een schoolauteur. Zijn geschiedkundige werken zijn sterk autobiografisch, zowel in De Bello Gallico als in De Bello Civili speelt hij zelf de hoofdrol. Zijn bedoeling met deze werken was zeker niet als een wetenschapper aan objectieve geschiedschrijving doen, maar wel zijn eigen optreden verantwoorden. Sallustius, ( 86 tot 35 v.C.), schreef enkele monografieën, vrij korte weg over één specifieke gebeurtenis, met name over de oorlog van de Romeinen tegen de Numidische koning Jugurtha (Algerije) (tussen 111 en 105 v.C.), en over de samenzwering van een zekere Catilina in het jaar 63 v.C., het jaar waarin Cicero consul was. Sallustius, die zelf tot de populares behoorde, had een duidelijke bedoeling met het schrijven van zijn werken. Hij wilde aantonen dat Rome in verval is, doordat de Romeinen corrupt zijn geworden en zich niet meer laten leiden door de mos maiorum, maar door heel andere motieven; de zeer slechte en onderling verschillende kwalen, luxezucht en hebzucht. Hij legt de schuld hiervoor volledig bij de optimates. De bekendste geschiedschrijver uit de tijd van keizer Augustus is Livius. (59 v.C. tot 17 n.C.. In zijn Ab Urbe Condita wilde hij de hele Romeinse geschiedenis weergeven vanaf de stichting van de stad, 753 v.C., tot in zijn eigen tijd. Zeker voor de vroege geschiedenis van Rome is zijn werk een mengeling van geschiedenis en mythologie. Livius beseft dit zelf ook. In zijn voorwoord geeft hij aan dat hij niet de bedoeling heeft om deze 'verhalen die eerder getuigen van poëtische legendes dan van betrouwbare historische feiten' als absolute waarheid te bestempelen, maar ook niet om ze zonder meer af te wijzen. Livius hechtte, net zoals Sallustius, veel belang aan de mos Maiorum en vond dat het op een bepaald moment in de geschiedenis de verkeerde kant is uitgegaan. Zijn bedoeling is beroemde Romeinen uit het verleden opnieuw onder de aandacht te brengen, die met hun woorden en daden de goede oude zeden belichaamden en zo Rome meer grootgemaakt hebben. Hij hoopt ongetwijfeld dat ze als voorbeeld zouden dienen voor zijn tijdgenoten. In dat opzicht sluit hij weer perfect aan bij de politiek van keizer Augustus, die ook de mos Maiorum wilde doen heropleven. Van zijn omvangrijke werk, 142 boeken, is slechts een kwart bewaard, vooral de vroege geschiedenis en de Tweede Punische Oorlog. Hoewel niet in alle tijden erg populair, vooral wegens zijn aparte schrijfstijl, is Tacitus, 55 tot 117 na Christus, zeker een van de grootste geschietschrijvers uit de oudheid. In zijn twee hoofdwerken, de Historiae en de Annales, behandelt hij respectievelijk de periode van 69 tot 96 na Christus en de periode die daaraan voorafgaat, van 14 tot 69 na Christus. Zoals hij zelf in de eerste paragraaf van de Annales aangeeft, is het zijn bedoeling de geschiedenis van de vroege keizertijd weer te geven sine ira et studio; zonder razernij en sympathie. Hoewel hij daar zeker niet altijd in slaagt ( hij is een duidelijk voorstander van de republiek en heeft vaak openlijk kritiek op keizers) probeert hij wel op een kritische manier aan geschiedschrijving te doen, waarbij hij bronnen met elkaar vergelijkt, duidelijk maakt wanneer iets slecht en gerucht was, soms ook aangeeft dat er geen zekerheid bestaat over wat er op een bepaald moment werkelijk gebeurd is. Suetonius, 69 - 122 na Christus, een tijdgenoot van Tacitus, behandeld dezelfde periode, maar dan in de vorm van biografieën. De zogenaamde De Vita Caesarum, het leven van de keizers. Hoewel Suetonius voor ons een belangrijke bron is voor feiten over deze periode, zeker over de jaren die in het werk van Tacitus verloren zijn gegaan, doet zijn werk vaak aan als een soap met een opeenstapeling van pikante details en grote roddels. Enkele genrekenmerken; Het is moeilijk om uit enkele eeuwen aan geschiedkundig werk veel algemene regels en kenmerken te halen. Toch zijn er zeker enkele kenmerken te onderscheiden voor de historiografie van de Romeinse oudheid. Een eerste belangrijke kenmerk is dat de geschiedschrijving in prozavorm gebeurt, geen poëzie dus! Historiografie kan verschillende vormen aannemen. Populair in de Romeinse oudheid zijn vooral biografieën, monografieën ( werk over één bepaalde historische gebeurtenis) en analyses. (het beschrijven van de geschiedenis jaar per jaar.) De schrijvers geven vaak hun persoonlijke mening over de gebeurtenissen en personen die het beschrijven. Naast hun persoonlijke mening is er ook vaak sprake van regelgerichte propaganda. Dit kan zowel propaganda zijn voor de schrijver zelf(Caesar), of breder voor de Romeinse mos maiorum, (Livius, Sallustius) Zoals virtus, (dapperheid niet alleen in de oorlog, maar ook op het thuisgrond. )En pietas,( plichtsbesef tegenover de familie, het vaderland en de goden.) Sommige van deze kenmerken zijn natuurlijk niet uniek voor de Romeinse oudheid, maar samen geven ze een goede indruk van hoe er in deze periode aan geschiedschrijving werd gedaan.